-
1 ter leen geven
предл.общ. давать взаймы, одалживать -
2 iemand iets te leen geven
iemand iets te leen gevenprêter qc. à qn. -
3 iemand iets te leen geven
iemand iets te leen gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand iets te leen geven
-
4 leen
♦voorbeelden:¶ iets van iemand in leen hebben • avoir emprunté qc. à qn.iets in leen ontvangen • recevoir qc. à titre de prêtte leen • en prêtiemand iets te leen geven • prêter qc. à qn.iemand iets te leen vragen • demander à qn. de prêter qc. -
5 leen
1 [wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt] loan2 [geschiedenis] fief♦voorbeelden:500 gulden te leen krijgen • get a loan of 500 guildersiemand iets te leen geven • give someone something on loan -
6 lenen
1 [te leen geven] lend (to)2 [te leen krijgen] borrow (of/from)3 [ter beschikking stellen, verschaffen] lend♦voorbeelden:hij leent altijd van alles • he borrows everything in sightII 〈wederkerend werkwoord; zich lenen〉1 [geschikt zijn (voor)] lend itself/themselves (to/for)♦voorbeelden: -
7 Darlehen
Darlehen〈o.; Darlehens, Darlehen〉1 lening, geleend bedrag ⇒ krediet, voorschot♦voorbeelden:ein Darlehen abschließen • een lening aangaan, sluitenals Darlehen geben • te leen gevenals Darlehen erhalten • in leen ontvangen -
8 Lehen
-
9 давать взаймы
vgener. verschieten, lenen, ter leen geven, uitlenen, voorschieten -
10 одалживать
vgener. beren, bietsen (подразумевая "безвозвратно"), ter leen geven -
11 feoffment
n. in leen geven -
12 inféoder
inféoder [ẽfee.oddee] -
13 давать взаймы
vgener. verschieten, lenen, ter leen geven, uitlenen, voorschieten -
14 одалживать
vgener. beren, ter leen geven -
15 lening
♦voorbeelden:1 iemand een lening verstrekken • consentir un prêt à qn.een lening uitschrijven • émettre un emprunt -
16 als Darlehen geben
-
17 zu Lehen geben
zu Lehen geben
См. также в других словарях:
Herr — 1. Ain Herr, der zu lugen lust hat, dess diener seind alle gottloss. – Agricola II, 221. 2. Alle sind Herren, wer ist Sklave? 3. Alles kamme unsem leiwen Heren alleine anvertruggen, awwer kein jung Méaken un kein draug Hög. (Westf.) Alles kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon